Vandaag was het dan eindelijk lente en ik kon vanavond uit
mijn werk neerploffen op mijn oude leren bank, die ik in de tuin had geparkeerd
toen hij te lelijk was geworden voor de woonkamer. Hij heeft de respectabele
leeftijd van 18 jaar en ziet er niet meer uit, maar zit nog heerlijk. De bank
heeft een goed plekje onder een afdakje, dus hier kan hij zijn oude dagen
slijten.
Dit jaar was mijn voornemen om eindelijk eens mijn tuin om
te toveren in een Japanse tuin.
Toen ik dit huis kocht was de tuin onder architectuur
aangelegd. Eerst bloeide hij wit, dan blauw en daarna roze.
Ik pleurde die planten er meteen uit. Ik gaf ze geen water,
je doet het of je gaat maar weg was mijn motto, en een ieder die iedere dag
besproeid moest worden legde al gauw het loodje. Weg was het wit- blauw-
roze harmonie effect.
Ik begon met een nieuwe ploeg. Zij die groen bleven in de
winter kregen een plekje in de tuin. Natuurlijk mocht de appelboom blijven en
ook voor de toverhazelaar maakte ik een uitzondering. Maar voor de bodembedekkers legde ik strakke
banen aan met mos, rode vetplanten en van die groene bodembedekkers.
We zijn inmiddels 18 jaar verder, en er is geen enkele strakke
baan meer te ontdekken in mijn tuin. De Yacca’s
heb ik ieder jaar weer terug gebracht tot één exemplaar per unit. Maar de Italiaanse
aronskelk woekert inmiddels door de halve tuin.
Hier moet eens goed ingegrepen worden dacht ik. Maar
vanavond zat ik op die aftandse leren bank en zag hommels komen en gaan bij de
paarse dovenetel, onkruid dat ik eigenlijk al had moeten trekken.
Ik dacht, wat
kan het nu voor een kwaad, wie zit er nu op een Japanse tuin zonder paarse
dovenetel te wachten en die hommels zeker niet. En het is best wel gezellig met
al die aronskelken.
Dus nu kan ik zonder schuldgevoel op mijn oude bank in de
tuin ploffen. |En de tuin lekker de tuin laten.